Tijdens mijn opleiding fysiotherapie heb ik mij gespecialiseerd in ‘Ouderen in Balans’: het voorkomen van een val en mensen helpen met de dagelijkse dingen waar men ‘tegenaan loopt’. De In Balans training sluit daar perfect bij aan. In mijn omgeving en in mijn werk zie ik dat vallen een steeds groter probleem wordt. Mensen weten vaak niet wat ze hieraan kunnen doen. Ik vind het daarom belangrijk dat zorgverleners met veel kennis over valpreventie informatie delen. Zo kunnen we samen vallen voorkomen. Daarom heb ik ervoor gekozen om In Balans trainingen te geven.

We krijgen steeds meer te maken met vergrijzing. Een grote groep kwetsbare ouderen loopt het risico om te vallen of is al weleens gevallen. Met de In Balans training verbeteren ouderen hun balans en spierkracht. Zo wordt vallen voorkomen. Het is heel belangrijk dat ouderen de kans krijgen de training te volgen zodat ze zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen.

Een cliënt krijgt bij mij zorg op maat. Ik ben een fysiotherapeut met passie voor haar vak! 

Graag haal ik het maximale uit iemand zodat hij of zij verbaasd is over zijn of haar eigen kwaliteiten en capaciteiten. Op dit moment werk ik drie dagen in een revalidatiecentrum voor ouderen. 

Daarnaast werk ik drie dagen in een particuliere praktijk waar ik voornamelijk werk met ouderen. Vaak zie ik dat valincidenten ontstaan omdat men gewend is alles in hetzelfde tempo te doen als vroeger. Ouderen geven vaak zelf al aan dat ze het moeilijk vinden om tijd te nemen voor activiteiten. Bij huisbezoeken zie ik veel kleedjes, tafels, drempels of een voorbijschietende poes. Vaak ontbreekt het bij ouderen ook aan kennis hoe ze eenvoudig zelf vallen kunnen voorkomen. Alleen al met advies en spierkrachttraining ervaar ik dat ik veel patiënten veilig naar huis kan sturen.

Mijn advies: “Ga niet mee in de snelheid die tegenwoordig van u verwacht wordt, maar neem de tijd voor de activiteiten die u onderneemt! Als de telefoon gaat en het is heel belangrijk, dan bellen ze vast nog een keer. Gaat de deurbel, dan wacht men heus wat langer.”